Show menu

Jesse Laport: ‘We zijn in Arnhem een beetje potsierlijk’

Categorie: 'Standplaats Arnhem'

Hoe staat het met het creatieve klimaat in Arnhem? Er wordt altijd gekeken naar beleidsmakers en instellingen. In de media wordt er vooral veel gepraat over gebouwen. Maar de kunstenaars komen nooit zelf aan het woord. Dat is eigenlijk gek. Daarom wil Standplaats Arnhem van de creatieve en culturele makers zelf horen hoe ze de stad ervaren. Vandaag dichter en voordrachtskunstenaar Jesse Laport.

(Door: Leendert Douma)
(Foto: 
Sophie Vermeulen)

Jesse Laport is Stadsdichter van Arnhem. Met zijn theatrale voordrachten treedt hij in de voetsporen van Die Ene Hele Grote: Johnny van Doorn. Tegelijkertijd organiseert hij bij Tapschrift poëzieavondjes waar de punk vanaf spat.

“Ik ben in 1991 geboren in Elderveld en ik groeide op in de wijk Vredenburg. Het is een beetje een Vinex-achtige wijk, maar dan lelijker en verpauperd. Ik heb het destijds niet ervaren als heel saai. Het was een wijk met veel kinderen. Mijn speelgebied was tussen de Groningersingel en er waren helemaal geen stoplichten. Ik ben blij dat ik Arnhem heb leren kennen van twee kanten: Noord en Zuid.”

“Arnhem-Zuid is voor veel mensen een abstract gebied. Niemand weet wat zich daar afspeelt. Ruimtekoers probeert het een beetje op de kaart te zetten, maar ik weet niet zeker of dat lukt. Arnhem zal altijd wel een dubbelstad blijven. De eerste plek die ik in Noord leerde kennen was de Boterdijk, aan de Rijn, en de legale graffitimuur daar. Dat is nog steeds mijn favoriete stek. Het is zo jammer dat die gaat verdwijnen!”

“Op mijn 17e ben ik naar de docentenopleiding Theater bij ArtEZ Arnhem gegaan, maar het boterde niet met de docenten. Je moest teveel in een mal passen. Ik ging steeds meer gedichten schrijven en daarmee optreden. Mijn eerste optreden was in 2010 op een open podium in het Oranje Koffiehuis. Daarna vroeg iemand of we tijdens Spijkerrok wilden optreden met de Stadsdichter van Nijmegen. Nou, dat wilden we wel! Die dichter was helemaal enthousiast en vertelde over een opleiding die hij aan het opstarten was in Arnhem: Creative Writing. Daar heb ik vijf jaar gezeten.”

Tapschrift

“In de tijd dat ik met die opleiding begon, leerde ik ook Tim Lenders kennen. Hij had Kleurstof: een cultureel bedrijfje dat dansfeesten organiseerde. We besloten om samen iets met poëzie te gaan doen. Dat werd Tapschrift. Mensen moesten letterlijk op een bierkratje staan om voor te dragen. We begonnen in de ruimte boven Café Vrijdag, toen nog van Yvonne de Ridder. Het werd al gauw een smerig hol, behoorlijk punk allemaal. Later zijn we verhuisd naar Café de Kroeg en toen werd het een open podium. Er was veel drank. Iedereen werd vrienden. Mensen gingen met elkaar naar bed. Heel gezellig allemaal! En het groeide als kool. We hadden nauwelijks concurrentie.

“Nu zitten we in Café Bosch. Iedereen mag daar komen voordragen. De kwaliteit van de poëzie is wisselend, maar daar gaat het helemaal niet om. Er is applaus voor iedereen. Soms moeten mensen huilen van de zenuwen; die krijgen dan een extra applausje. Dat vind ik ook zo schattig.”

“In Nijmegen ontstond een vergelijkbare tendens. Tim en ik leerden Cees de Beer kennen. Vanuit 024 en 026 is toen Mensen Zeggen Dingen gestart. Ik begon daar als vaste spreker. Van daaruit werd ik presentator en van daaruit organisator en ‘regiohoofd’ van Gelderland. Het is een stichting met een hele gedegen organisatie, een raad van bestuur en noem maar op. Tapschrift en Mensen Zeggen Dingen zijn nu landelijk actief en ook in België. We staan in bibliotheken en zalen van Groningen tot Antwerpen en op festivals als de Zwarte Cross, Lowlands en Pukkelpop. We zijn ook gevraagd om het NK Poetry Slam te organiseren. Het gaat maar door.”

Stadsdichter

“In 2012 werd ik officieus benoemd tot Stadsdichter van Arnhem. Dat begon als grap, op een nieuwjaarsborrel van de gemeente. Inmiddels heb ik een manifest geschreven om het een officiële functie te maken. Die hoeft niet perse voor mij te zijn, hoor, maar het stadsdichterschap legde me geen windeieren.”

“Ik heb de laatste drie burgemeesters toegesproken en ook koningin Maxima. Ik ben tweede van Nederland geworden op het Stadsdichtersgala. Daar ben ik best trots op. Natuurlijk word ik vaak gevraagd om Arnhem of de Arnhemmers te karakteriseren in een gedicht. Wat dat precies inhoudt? Ooit schreef ik: Deze stad is als een mandarijn die roept ‘ik ben een sinaasappel!’. We zijn een beetje potsierlijk. We denken veel te groot. Tegelijk zijn we tegen alles wat nieuw is: het station, Rozet, Focus. Het kost allemaal veel te veel, het verpest het uitzicht. Blablabla. Maar als het er eenmaal staat, dan omarmen we het. Dan is het opeens van ons allemaal. Elke skyline wordt nu getekend met die twee torens. Die Jansbeek in het centrum is nu ineens fantastisch! Ik vind dat interessant gedrag.”

Selfkicker

“Nu maak ik me druk voor een ander Arnhems icoon: Johnny the Selfkicker. Ik werkte mee aan de heroprichting en zit nu in de organisatie van de Johnny van Doorn-prijs. Hij is de eerste echte voordrachtskunstenaar die ik heb gezien. Toen mijn schrijven een beetje begon, had ik nog een bijbaantje bij Gamba – de viswinkel in de stad. De broer van de baas gaf mij een cassettebandje met een optreden van Johnny van Doorn. Ik was meteen verkocht. Het was alsof er een rockster bezig was. Dat wilde ik ook! Later trad ik op tijdens de Johnny van Doorn-parade van het ‘De Geest Moet Waaien’-festival. Dat deed ik uit mijn raam. Ik woonde boven Café Meijers en schreeuwde met een megafoon de boel bij elkaar.”

“Yvonne van Doorn, de weduwe van Johnny, hoorde dat. Zij ging naar een reünie van de academie hier. Ze vroeg of ik meeging: ‘Je staat niet op de lijst, maar ik adopteer je. Vanaf nu ben je mijn neefje.’ Opeens was ik familie van de grote dichter-performer! Dat ben ik altijd gebleven, overal waar we komen. Ik hoop dat ik ook in de traditie van Johnny van Doorn mag staan, al ben ik niet zo controversieel als hij. Iemand als Abel van Gijlswijk (van Hang Youth) is dat meer. Ik probeer wel de geest van Johnny’s voordrachten te bewaren. Die prijs zal ik alleen niet winnen zolang ik zelf in de organisatie zit.”

Bundel

“Jarenlang heb ik geleefd met paniekaanvallen. Ik heb zeker 27 verschillende behandelingen gehad, dus therapie heb ik wel een beetje uitgespeeld. Inmiddels kan ik er redelijk mee dealen. Ik kan nu beter met mijn angsten omgaan. Ik heb er altijd over geschreven, onder andere in korte gedichtjes op Instagram. Een aantal zijn nu gebundeld in een boek. Mijn debuut heet ‘In het ergste geval komt alles goed’. Daarmee zet ik een punt achter die periode. Dat schept ruimte voor weer wat nieuws!”