Show menu

Maria Roosen: ‘Hier gebeurt het: zaaien en oogsten en alles wat daarbij hoort’

Categorie: 'Standplaats Arnhem'

Hoe staat het met het creatieve klimaat in Arnhem? Deze vraag is voorgelegd aan vijftien kunstenaars in onze gemeente. Het leverde een reeks van boeiende portretten op, geschreven door Leendert Douma en vergezeld door de prachtige fotografie van Sofie Vermeulen.<br>
Standplaats Arnhem is een initiatief van Arno de Blank, gesteund door het Mediafonds Arnhem. De interviews werden gepubliceerd bij de Arnhemschecourant.nl en verschijnen binnenkort in een boekwerk.
<br>Deze aflevering: Maria Roosen.

(Door: Leendert Douma)
(Foto: Sophie Vermeulen)

Maria Roosen kwam voor de kunstacademie naar Arnhem. Door de Sonsbeek-tentoonstellingen raakte ze onlosmakelijk verbonden met de stad en haar kunstenaars. Dingen veranderen soms ingrijpend, maar haar basis blijft op de Saksen Weimar.

Glazen borsten, penissen of breiwerkjes van fallussen, houten manshoge beelden en aquarellen. Haar werk is zinnelijk en humoristisch, avant-garde en ambachtelijk. Het gaat over liefde en over de dood. Maria Roosen is beeldhouwer, maker van installaties en kunst in de openbare ruimte. Ze is bekend van glasobjecten als de ‘borstentros’ in de tuin van Museum Arnhem of de ‘regenboogbrug’ over de Jansbeek bij het politiebureau, maar bijvoorbeeld ook van de ‘baby-Eusebius’, het kleine houten kerkje dat tijdens de Sonsbeektentoonstelling in 2001 werd hing aan de toren van de grote kerk.

Roosen is geboren in Oisterwijk en deed TeHaTex in Tilburg. De Brabantse kwam in 1981 naar Arnhem om aan de Academie voor Beeldende Kunsten te studeren – want dan hoefde ze niet te kiezen tussen monumentaal, beeldhouwen of schilderen en dat sprak haar aan. Op een korte periode in Rotterdam na, is ze hier nooit meer weggegaan. Ze heeft heel wat Arnhemse atelierruimtes versleten, voordat ze in 2002 met haar partner – en nog wat andere kunstenaars – een eigen atelierwoning in de oude Saksen Weimarkazerne ging bouwen.

Weinig publiek

“Begin jaren ’90 ben ik naar Rotterdam verhuisd. Ik had tijdelijk een atelier op de Keileweg. Joep van Lieshout was mijn buurman”, zo vertelt Roosen. “Ik vertrok omdat ik merkte dat er weinig publiek naar Arnhem kwam. Dat is overigens nog steeds zo. In de Randstad is gewoon meer te doen. Ik moest erg wennen aan dat grootstedelijke en vooral de grote verhoudingen, dat raakte me fysiek. Het vormde de inspiratie voor mijn ‘Pantoffels voor de reus van Rotterdam’.”

Toen het niet lukte een nieuw atelier te vinden, ging Maria Roosen terug naar Arnhem. Daar viel ze met de neus in de boter: Sonsbeek 93 was net gaande, onder leiding van curator Valerie Smith. De Brabantse beeldhouwster raakte helemaal geïnspireerd. ‘Nou ga ik ook knallen’, bedacht ze zich en maakte de spiegelborsten die haar beroemd zouden maken. Via haar Rotterdamse contacten kon ze daarmee in 1995 deelnemen aan de Biënnale van Venetië.

Sonsbeek

Begin deze eeuw nam ze deel aan Sonsbeek 2001, onder leiding van Jan Hoet, directeur van het Stedelijk Museum voor Actuele Kunst (SMAK) in Gent. “We dachten toen: we moeten ervoor zorgen dat er niet alleen maar internationale kunstenaars meedoen, waardoor het eigenlijk niks met Arnhem te maken heeft. Gelukkig zag Hoet dat zelf ook in. We hebben een avond georganiseerd waarop alle Arnhemse kunstenaars met drie dia’s hun werk konden presenteren. Dat leverde levendige discussies op. Zelf ben ik ook een keertje uitgekafferd. Uiteindelijk diende ik een plan in voor de kleine kerk. Dat vond hij meteen fantastisch! Hij zag het als een soort Madonna met kind.”

Met zijn assistent Philippe van Cauteren deed Maria Roosen een leerzame ronde langs instituten als de kerkenraad, het marktwezen, welstand, ingenieurs en andere partijen. “Het was een interessant proces. Het is ook leuk om zo’n project samen met heel veel mensen te doen”, vindt Roosen. Dat heeft ze later op allerlei plekken in de wereld gedaan.

“Bij de Sonsbeektentoonstellingen zag ik wat kunst kan doen voor een stad”, zegt Maria Roosen. “Het is maar één keer in de zoveel tijd dat de hele wereld naar Arnhem komt, dat is met Sonsbeek. Dan zie je: van elke euro die men in kunst steekt, krijg je er twee of drie terug. Ga maar na: mensen komen voor een opening of een bezoek, parkeren hun auto voor geld, gaan wat eten of wat drinken. Voordat je het weet hebben ze vijftig euro gespendeerd in de stad. Dus ik denk dat kunst enorm veel kan opleveren.”

Maria Roosen wil dit graag een keer uitleggen aan burgemeester Marcouch, maar die is tot op heden nog niet op haar uitnodiging ingegaan.

Samen werken

De beeldhouwster werkt niet alleen samen met organisaties en instellingen, ze zoekt ook graag andere kunstenaars op om projecten mee te doen. Ook binnen het Arnhemse. Van een ‘eilandjescultuur’ waarover weleens wordt gesproken merkt ze niks.

“Ik heb veel bekenden, vrienden en adviseurs. Ik werkte uiteraard veel samen met mijn man Jan Broekstra, maar ook met kunstenaars als Arild Veld en Jelle Andriesse. Ik trek veel op met Rob Groot Zevert van Omstand. Hester Oerlemans is al jaren een goede vriendin van mij. Die woont afwisselend in Berlijn en in Arnhem. En ik woon hier op Saksen Weimar tussen de kunstenaars. We helpen elkaar en hebben gezamenlijke tuinen. Als ik iets nodig heb, dan is er altijd iemand in de buurt.”

Dingen veranderen

Jan en Maria kochten destijds de oude keuken en het badhuis van de kazerne. Ze hebben alles zelf verbouwd. Onlangs ontdekte Roosen bij toeval een aantal humoristische tekeningen uit de Tweede Wereldoorlog op de muren van haar huiskamer. Humor van Duitse soldaten. De kunstenares is nu aan het onderzoeken hoe die het best gerestaureerd kunnen worden. En wanneer. Want ze is erg druk om haar leven weer op te pakken, na het overlijden van haar man in 2019. “Ik moest mezelf weer helemaal opnieuw uitvinden”, zegt ze. “Als je grote dingen meemaakt, dan probeer je oplossingen in de natuur te vinden, bijvoorbeeld in de natuur. Natuur kan troosten. In die zin zit ik in Arnhem wel goed.”

Maria Roosen: “Deze zomer heb ik een groot project gedaan in Aardenburg, vlakbij België. Ik heb een huis bekleed met allerlei objecten die ik ooit heb gemaakt, mijn eerste glazen bollen tot mijn laatste werk. Het is een overzicht van 35 jaar. Al die tijden ontmoeten elkaar en vormen weer nieuwe beelden. Het is heel bevrijdend, maar ook troostend. Het is een afsluiting van een periode, en tegelijkertijd een nieuw begin tegen wil en dank. Dingen veranderen, of je nou wil of niet. Maar alles wat je met elkaar hebt meegemaakt vormt de basis om mee verder te gaan, al is dat soms heel moeilijk.”

Of ze ooit vertrekt uit die bijzondere plek op de kazerne? “Mijn dochter is 21 en het huis uit. Dus er is in principe niets dat me hier houdt”, zegt Maria Rossen. “Aan de andere kant is dit zo’n fijne plek! Ik vind het ook belangrijk om direct naast mijn werk te wonen. Net als boeren op hun boerderij. Dat is eigenlijk niet zo’n gekke vergelijking. Hier gebeurt het: zaaien en oogsten en alles wat daarbij hoort.”